DSC_3396 kopie 4

‘Scriba’ (Giancardo Franco Tramontin) in Het Depot, april 2015

Te vaak ervaar ik dat een ding bij het bekijken niet werkelijk waarneem. Draai ik mij om of sluit ik mijn ogen, dan kan ik maar heel globaal aangeven hoe het ding eruit ziet. Dat is toch gek? Probeer het zelf maar eens met de foto hierboven van dit eenvoudige beeld ‘Scriba’.

Of kijk ik niet lang genoeg? Langer kijken helpt wel. Maar ja: hoe vaak loop je niet nieuwsgierig van het ene al weer te snel door naar het volgende zonder echt de tijd te hebben genomen? Onlangs heb ik in een museum toch maar eens een kwartier lang naar een schilderij zitten kijken, vlak voor sluitingstijd. Het bleek een feestje.

Ga ik een ding natekenen, dan intensiveer ik m‘n blik enorm. Het hoeft geen mooie tekening te worden, het gaat erom dat ik bewust naar welk detail dan ook moet kijken wil ik er ook maar iets van kunnen tekenen.

Maar die lange kijktijd en dat natekenen komen er om praktische reden zelden van. Wat hulp van buiten bij het kijken is daarom fijn. Heel handig vind ik het als iemand mij vertelt wat hij ziet. Daardoor ga ik dat zelf ook zien. Het klinkt suf, maar het helpt reuze. Een rondleider die op deze wijze vertelt, een audioguide, of een puur beschrijvende tekst bij een voorwerp kunnen die functie vervullen.

Naast dit beschrijven van wat je kunt zien is er nog een hulpmiddel om je ogen verder te openen: informatie. Bv. als je verneemt wat de bedoeling van de maker is geweest, of hoe het ding tot stand gekomen is, of in welke context het thuis hoort ga je anders kijken en meer zien..

Maar toch kun je iets niet echt ervaren door kijken alleen. Dit is mijn punt: kijken is een afstandelijk. En dit is precies waar zoveel musea mank gaan. Het verbod “Niet aanraken a.u.b.” haat ik, want het staat tussen mij en het ding in.

Het Depot, Wageningen: Charon

Beeldengalerij Het Depot, begane grond met ‘Het immernimmer’ (Gertjan Evenhuis), april 2015

Recent kon ik ervaren wat het doet als je wel mag aanraken. ‘Het Depot’ in Wageningen noemt zich ‘beeldengalerij’ en is in de praktijk een museum voor beeldhouwkunst. Werkelijk schitterend staan de beelden in de ruimten opgesteld. Een bescheiden uitgevoerd cijfer op de vloer of de sokkel van een werk is de enige toevoeging. Niets staat tussen mij en het object in, en niets leidt mij af.

Detail 'Nike' (Helene Blumenfeld)

Detail ‘Nike’ (Helene Blumenfeld) in Het Depot, april 2015

Ik betast de rondingen, scherptes en holtes. Ik voel hoe warm, lauw of koud het is, hoe ruw of glad. Zo herkent mijn huid het soort materiaal. Ik hoor de klank als ik klop, en daardoor weet mijn oor of iets hol is, of zwaar, of welk materiaal. In een omarming of bij het reiken naar de uiteinden voelen mijn spieren het formaat en de vorm. Het voorwerp komt door aanraking dicht bij me, het komt van zijn sokkel, het wordt mijn vriend, zo ervaar ik dat. En was het nu een zootje door al dat aanraken in dat museum? Geenszins. Waren de beelden erdoor bezoedeld of kapot? Geenszins. Was er steeds bewaking? Geenszins. Is het een experiment? Geenszins: het gaat er al jaren zo.

Voor mij is Het Depot een tempel, waar ik kunst in den lijve kan ervaren. Waar ik 100 % welkom ben. Ik krijg het vertrouwen. Dat roept vanzelf respect op.